C A S B O E K

home schrijfsels sprooksels dichtsels links contact


SPROOKSELS

het prijslijsten-
schandaal

goraliet

crisis bij de Impen

een dag uit het leven van Jonas Posso


Joodse verhalen: De bruid in haar graf
Het lied van de jongen

De acht zonen en de dochter van de koning
Sluwe Todie en Lyzer de vrek

Het verhaal van Ester
De Ba'al Shem Tov en de kolenbrander
De paardenluisteraar
Hoger dan de hemel
Adam, waar ben je
De opvolger
De schat van Rabbi Eisik


DE RIJKE TOBBER IN LUBLIN

Lang geleden woonden in Lublin, een stadje in Polen, veel Joden. De meesten waren arm, maar Jakov, de lakenkoopman, was heel rijk en woonde in het rijke deel van de Joodse wijk in een statig herenhuis. Toch was hij niet gelukkig en zocht hij overal oplossingen voor zijn sombere stemmingen. Hij had braaf gestudeerd in dikke en vrome boeken om de beste adviezen te vinden tegen depressie, Hij had lange gebeden gezegd voor genezing van ziekten. Hij had zelfs peperdure pillen geslikt, die waren voorgeschreven door een beroemde dokter in Warschau. Hij had ook gehoord over Elia, de profeet Elia. Die was zoals de bijbel verhaalt ooit ten hemel opgestegen in een vurige wagen. Maar hij zou nog steeds af en toe opduiken om mensen in nood bij te staan. Elia zou hm misschien kunnen helpen. Maar ja, waar was hij? Dat was de vraag.
De Baäl Sjem Tov was de man om die vraag voor te leggen. De Baäl Sjem tov was een rondreizende wijze Rabbijn en heelmeester, die toevallig een paar weken logeerde in een logement in Lublin, waar hij zijn volgelingen ontving en hen van advies diende.
‘Geen idee', zei de Rabbijn, ‘waar Elia is te vinden'.
‘Ik weet het echt niet', zei hijde volgende dag, toen Jakov weer langs kwam.
Een paar dagen lang poogde de rijke man opnieuw een antwoord aan de Baäl Sjem Tov te ontlokken. Tevergeefs.
Eindelijk, op een vrijdagochtend, gaf de wijze rabbijn sjoeche.
‘Deze sjabbat kan je Elia ontmoeten', zei hij, ‘dit moet je doen: laad je wagen vol met alles wat nodig is om een feestelijke sjabbat te vieren: brood, wijn, groenten, kip, koeken, fruit en een keur aan lekkernijen. Rijd de stad uit naar het bos. Midden in het bos staat een hut. Vraag of je daar de sjabbat mag doorbrengen'.
Jakov sprong op en ging alles voorbereiden. De sjabbat begint altijd al op het begin van de vrijdagavond, dus hij moest voort maken. Zo reed hij die middag een paar uur lang met een beladen wagen het bos door langs kronkelige paden, tot hij bij een armoedige hut kwam. Hij klopte aan. Een vrouw in een opgelapte oude jurk deed open, kinderen staken nieuwsgierige hoofdjes tussen haar armen..
‘Zou ik bij u de sjabbat mogen doorbrengen?'
‘Maar natuurlijk!', zei de vrouw, ‘ Jankel, we hebben een gast', riep ze verheugd naar achter en een bevestigende brom van haar man klonk ergens.
‘ We hebben niet veel, maar we delen natuurlijk wat we hebben'.
‘Dat is geen probleem', zei de rijke man,' ik heb het nodige bij me'.
Jankel, zijn vrouw Sara en de zeven magere kindertjes zagen verbijsterd hoe de welgevulde en goedgeklede koopman de spullen voor de sjabbat binnenbracht, de vette kip, de sla, de sperziebonen, tomaten, uitgelezen kruiden, broden, de sjabbatwijn, amandelkoeken, chocolade bonbons, druiven, dadels en vijgen, een roompudding, en ook nog een mooi wit kleed en zilveren kandelaars voor de twee sjabbatkaarsen. Het gezin stond als bevroren met open mond toe te kijken. Toen sprongen de kinderen en buitelden over elkaar heen van blijdschap. Sara brak in snikken uit bij het zien van zo' n overvloed en Jankele nam haar troostend in zijn armen. Toen ging ze aan de slag en het povere keukentje vulde zich met heerlijke geuren.
Er volgde een sjabbatavond zoals het gezin nog nooit had meegemaakt. Ze dronken, aten, zeiden hun gebeden en zongen met overgave de speciale sjabbatliederen. De rijke man keek af en toe speurend naar de arme vader. Zou Jankele, deze arme sloeber, Elia zijn? Jakov vroeg hem iets uit de bijbel te citeren, maar de man was ongeletterd. Hij schrokte met veel genot het eten naar binnen, slurpte smakelijk zijn wijn op, liet een boer en pulkte wat voedselresten tussen zijn tanden weg. Nee, dit was Elia niet.
De hele nacht en de volgende dag wachtte de rijke man ongeduldig op het verschijnen van Elia. Maar nergens was een teken van de heilige profeet te bekennen.
Begin van de zaterdagavond kwam de sjabbat aan zijn eind. Jakov, de rijke lakenkoopman, werd heel boos. Zeg maar razend.
‘Die rabbijn, die Baäl Sjem Tov, die heeft me wat geflikt, hij heeft me gewoon belazerd', dacht hij. Hij zei de familie goedendag en beende met boze stappen het pad af naar zijn wagen. Onderweg bleef zijn laars steken in de modder. Geërgerd begon hij zijn laars eruit te trekken. Hij viel half voorover en daar zat hij op handen en knieën in de modder.
Intussen klonken uit de hut blije geluiden van de kinderen; ze huppelden en slaakten kreten van vreugde, wat een belevenis was deze sjabbat geweest.
De vrouw vroeg aan de man: ‘Wie was die man toch, die ons al date eten heeft gebracht?'
De man antwoordde: maar begrijp je dat dan niet, het was Elia, die langs kwam om ons te zegenen!'
De rijke man zag opeens, wie Elia was. Licht en ruimte vulde zijn hoofd.
‘Jakov', zei hij tegen zichzelf, ‘Jij bent het zelf, jij bent Elia'.

Later vertelde de Baäl Shem Tov, de spirituele leraar, dit verhaal aan zijn leerlingen. Zo vaak herkennen we de rol niet de we kunnen spelen om deze gebroken wereld te helen. We hebben allemaal een beetje Elia in ons. We hebben zo veel meer in onze mars, zoveel meer mogelijkheden om vrede te maken, te vergeven, te troosten, anderen te helpen in hun nood. Hoe zou de wereld eruit zien als we allemaal die verborgen gaven zouden aanspreken en onze verborgen krcht zouden gebruiken om de wereld te helen. Als jullie morgen opstaan en in de spiegel kijken, zeg dan tegen jezelf eens: Elia dat ben ik, ik ben een helper.
Dat klinkt goed, zeiden de leerlingen, gaan we doen. Maar hoe ging het dan verder met die rijkaard, met die Jakov?

Ik was niet zo lang geleden weer in Lublin, zei de grote meester, en ik kwam Pinchas de schoenlapper tegen en van hem hoorde ik het volgende.
De rijke Jakov ging blijer dan hij ooit geweest was weer naar huis. Je voelt je beter als je geeft van je eigen rijkdom, want rijk ben je, ook van binnen, rijker dan je denkt, zo had hij uitgevonden. De praktijk stelde hem niet lang daarna op de proef.
Want een mooi inzicht is meegenomen, zei de meester,maar dan moet je het in de werkelijke wereld waarmaken en de praktijk is weerbarstig. De lakenkoopman Jakov kreeg bezoek van Pinchas de schoenlapper. Je kan je nauwelijks voorstellen hoe arm Pinchas was. Niet meer dan een krot kon hij zich veroorloven als woning en daar moest hij dan vijf roebel huur per jaar voor betalen. En zelfs dat kon hij niet opbrengen. Hij moest uitstel aanvragen. Het volgend jaar ging het niet beter en weer moest hij uitstel vragen. Dat ging zo door, jaar in jaar uit. Na zeven jaar had de huisbaas er genoeg van.
‘Je bent me nu 35 roebel schuldig, zei hij, als je niet binnen en week betaalt, zet ik je op straat'.

Er restte Pinchas weinig anders dan naar de rijkste man van de Joodse wijk te gaan en dat was Jakov. Zo liep de arme man de marmeren vestibuledoor van Jakovs prachtige villa, door weelderig gemeubileerde zalen, tot hij voor de mahoniehouten deur stond van het kantoor van de koopman. Klop. Binnen. Pinchas stortte zijn hart uit over zijn ellende en tegenslagen. Even tekende zich een tweestrijd op het gezicht van de welgestelde koopman af. Toen gaf Jakov hem 5 roebel. De rest moet je maar aan de andere gemeenteleden vragen, zei ij nors. Jakov stond bekend als gierig. Hij hield van zijn geld en zat stevig op zijn centen. Die gift van vijf roebel viel de arme schoenlapper hard mee. Pinchas bedankte uit de grond van zijn hart en verliet de kamer met een diepe buiging.
Toen hij bijna aan het eind van de volgende kamer was ging de deur van Jakovs kantoor weer open.
Hier heb je nog eens 5 roebel, zei hij, dan heb je tenminste al bijna een derde van de huur bij elkaar.
Hij klonk bijna goedmoedig. Pinchas dankte hem wederom hartelijk en vertrok weer.
Weer was hij bijna aan het eind van de belendende kamer, toen de rijkaard hem terugriep.
Weer gaf hij hem vijf roebel. Dat maakt bijna de helft van het bedrag, zei hij en voor het eerst zag hij met enige sympathie de armoedzaaier aan.
Het patroon herhaalde zich nog een aantal malen tot Pinchas het benodigde bedrag bij elkaar had.
Jakov bleef achter met een merkwaardig vreemd warm gevoel in zijn borst.

De Baäl Shem Tov zweeg en keek de kring rond. Toen zei hij:
Het hart van Jakov was echt geraakt door wat hij op de sjabbat in het bos had meegemaakt; er was een vonkje compassie opgegloeid. Maar hij moest nog oefenen. Eerst gaf hij de arme Pinchas een klein beetje. Maar daardoor gloeide het vonkje weer wat verder op. Tenslotte gaf hij de arme Pinchas de hele som van 35 roebel. Door steeds een kleine stap van geven te doen transformeer je onverschilligheid en hardheid naar compassie.

bronnen:
http://www.huffingtonpost.com/rabbi-naomi-levy/my-rosh-hashanah-prayer-a_b_707853.html
www.breslov.org