Dierbare
Russische liederen ooit geleerd in een Russisch koor opgehaald van internet
en in cyrillisch alfabet hier te lezen
Barok tafereel
Zij woelt en spreidt haar bereidheid
ten toon aan alle vragers
die graag haar benutten en al frutselen
aan de kantkragen van haar barrage
Blote armen ontbloeien en bereiden aangename
omarmingen
voor de zoetproevende prijsvechters van stavast
Priemende blikken ontdooien tot boterzacht
ruige knuisten ontstollen tot fluweel
poeslief haperen open lippen tot dubbelgeluste kussen
Vluchten kan niet meer en zuchten overstelpen de geliefde passages.
Bassen en fluiten garneren dwars de klare wijn
die wordt geschonken.
Bonzende harten verlangen naar koele meren
en wijdopen vensters naar rijk uitzicht
Bruikbaar kruid
Vermooien en schoonpraten kan nog altijd niet
verhullen,
dat passende maten verdraaid lastig zijn te vermijden
Botert het niet altijd,
verpozen in dozen is ook niet de oplossing
voor de beleden berooidheid
Een zooi is het, het pak onvervalste hartklachten
Maar intrinsiek vervlochten in de semantiek van het syndroom
is de achtergehouden zachtheid
een klare hemel
de onstuitbaarheid van een bruisende muiterij
Haha lacht de keizer en pleit zijn manschap vrij
Hoho bloost de koning en trekt zijn standbeen bij
Kuis! roept de bruid
Zij! schrijt de meid
Uit! fluit de guit
Brei schijt de geit
een lastige klant
eenzaam hang je van mij te zijn
en vraag je om zaad ter aarde te spreiden
voortdurend rood een wortel van belustheid
een epicentrum van morrende images
leg je een kraag om mijn hart
met zalven en schuinse gebaren
tracht ik je ziekte te bezweren
neem ik je weerspannig ter hand
mijn lieve lastpost, mijn rare zorgenkind
onwillig betrokken op je onontkoombare eis
je te kennen, te mennen, te delen, te helen
engelen
de liefde splinters bliksem
boorden zich in zand, engelzaad
dat was ooit voor het begin
nu hokken verloren achter uniformen
van leerhuid
verscholen in karaktervlees de engelen,
vergeten achter maskers van staal,
gezegeld met rode hars
gedoofd in pluche bandages,
smeulen ze nog
schroeien een pijnpunt
een steek in de zon
een barm in het hart
ook in mij in jou
boezemen ze ruimte
bloesemen uitslag
zweren ze geestig de leegte
ijlen een rebus
vrij me ijver me los verlos
mij
Grimmericks
Er was er eens een grummeldaris
die zei: als 't eten nog niet klaar is
dan is mijn gramschap groot
en sla ik je hartstikke dood
en in ik de dwangsom bij de notaris
Er
was eens een zwoele Sillebijn
die zei: er moeten toch zetpillen zijn
die mij niet bezeren
en zacht zijn als veren
want deze doen tussen de billen pijn
opgewekt
op de stormvlaag van jouw lust
is mijn kiem omlaag geschoten
en trof door jou grondig omsloten
een plek voor groei in diepe rust
jouw vallei heeft mij gevoed
met een vloed van gulle gaven
ontgrensd kon ik mij zalig laven
aan jouw stille stroom van bloed
toen vond een grote rilling plaats
met felle krampen voortgestuwd
werd ik uit donker voortgeduwd
naar ’t kille licht en schel geraas
tot ik verstilling vond en ik
aan de glooiing van je borst
jou voor het eerst ontmoeten dorst
en mij liet wekken door jouw blik
nu ben ik het die jou wekt
tot een gestalte die de jaren
die je mist tóch leeft als ware
er tien jaar extra jou verstrekt
en jou trekkend in vorm en tijd
heb ik jouw witte hoofd ontwaard
en bleek jouw oog licht opgeklaard
met helder zicht van gene zijde
na de breuk
na de breuk startte de noodzaak
na de stort drong het bakenen:
een metertje veiligheid voor het vege lijf
ternauwernood gezekerd
gezegeld de wrange mond tegen de roep
het hart gevangen in een vest
genoopt een tot dunnere zang
de lippen gewrongen tot een beperktere kus
de armen gehaperd tot een
aarzelend schaken
de ogen haken naar een zicht:
in het als waar genomen veld
waakt de weerman, de vrouw des huizes
in de tuin staat de tafel van het lot gedekt
rode kool en groene prei en appels van oranje
daar schrammelen violen
speelt de bard de blues en wachten mijn vrienden
leest de rabbi de les
daar lachen vader en moeder in het wit
en drinken klare wijn
2005