Crisis bij de Impen
Niet lang
geleden had ik een wonderlijk kortstondig contact met een transdimensionale
dimensie. Daarin bleek zich een wereld van Impen te bevinden. Ik trof
hem aan in een ernstige crisis. Het Impenvolk waarop ik stuitte was
diep verdeeld in twee partijen:
de verticalisten en de horizontalisten; ik gebruik natuurlijk een vrije
hertaling in toegankelijke mensentaal.
De partijen
waren ontstaan toen Pri On, het jonge genie dat in de crisis was opgestaan,
had geopperd, dat de graspol, waarop het Impenvolk woonde, niet de héle
wereld was, of anders gezegd: dat het universum groter was dan de kluit
dicht begrasde aarde, waarop zij volgens hun theologie en kosmogonie
waren geschapen en sinds Impenheugenis hadden geleefd.
Op dit
punt aangeland realiseer ik mij, dat ik als aankomend impoloog eerst
een aantal misverstanden over Impen moet rechtzetten.
Punt één is dat Impen ontzettend klein zijn. Er gaan er
wel honderd op de punt van een naald. Hun vorm is onbekend maar ze moeten
een gravitationele presentie hebben op nanoniveau.
Punt twee is, dat ze in een dimensie leven, die schampt aan de onze.
Daardoor zijn ze vrijwel altijd onzichtbaar.
Maar het komt voor, dat ze een hoogst enkele keer de overstap wagen
naar onze dimensie en aan de mens verschijnen. Wat dan gebeurt is iets
ongelooflijks:
het Ilpenvolk, bestaande uit tienduizenden Impen, verenigt zich tot
één voor mensen zichtbare gestalte. Er zijn twee varianten
van deze gestalte: de kabouter en de engel.
Dit doet zich alleen voor aan die persoon, die zijn verlangen duurzaam
en intens gericht houdt op zo’n verschijning; een dergelijk dringend
verlangen bevangt de Impen en trekt hen als het ware in zichtbaarheid,
zuigt hen op in de zinnelijke wereld.
De zuiverste vorm van het verlangen creëert de engel en de ietwat
minder zuivere vorm de kabouter.
Terug naar
de Impenwereld.
Of liever gezegd één van hun werelden, want er bestaan
er ontelbaar veel en die hebben geen weet van elkaar, te ver van elkaar
verwijderd als ze zijn.
In ons verhaal gaat het om de wereld, die wij Graspol noemen.
Tijdens een séance kreeg ik er contact mee, terwijl zich er de
crisis ontwikkelde, waarop ik in de aanhef van dit verslag doelde.
Gewoonlijk
leven de Impen vrij ongecompliceerd samen. Ze murmelen welluidend hun
voor ons onhoorbare aeonische liederen, dansen hun dwaze dansen en werken,
dat wil zeggen: ze zetten ruimte om in Zijn. Dit is een mysterieus proces,
dat vergeleken met onze materiele dimensionaliteit het meest doet denken
aan fotosynthese. Ik moet verder volstaan met de vaststelling, dat dit
werk hun bestaansreden is en hun verdienste voor de kosmos.
Maar ingekeerd
als ze zijn hadden deze Impen geen weet ervan, dat zich buiten Graspol
nog meer universum uitstrekte.
Tot de Grote Droogte kwam.
Een verzengende hitte hield een eeuwigheid aan en de Graspol kromp geleidelijk
in en vergeelde en verkleinde alsmaar meer de ruimte voor de Impen.
Dat was een noodlottige ontwikkelen want steeds minder ruimte was beschikbaar
voor het voortbrengen van Zijn.
De Impen
verdaagden hun aeonische zangen, vertraagden hun dwaze dansen en verlaagden
hun productie.
Ze vormden honderden groepjes van overleg en piekerden zich suf over
wat te doen. In een van de groepjes van de meest wijze en geleerde Impen
zat Pri On en hij deed een gewaagde veronderstelling, die hij vervolgens
met diepgaand onderzoek en ingewikkelde berekeningen aannemelijk wist
te maken.
Hij openbaarde zijn tot nu toe ongeëvenaarde inzicht.
De ruimte
moet groter zijn dan onze wereld Graspol, zo verklaarde Pri On aan de
midden in het verdorrende groen verzamelde menigte naar ruimte snakkende
Impen.
Onze Graspol is omgeven door nog veel meer ruimte en het is onze taak
die ruimte te veroveren en beschikbaar te maken voor ons werk. Stap
voor stap zullen we de straal van onze wereld moeten vergroten om het
door ons nagestreefde quotum aan Zijn te kunnen leveren.
Een huivering
voer door de menigte. Een huivering van angst voor het onbekende, maar
ook een huivering van hoop en verwachting.
Nieuwe rondes van overleg volgden.
Het onderwerp was nu: in welke richting moet de ruimte veroverd worden?
Omhoog, omlaag, links of rechts?
Er ontstonden de twee partijen, waar ik het over had, vrij vertaald
in potjeslatijn:
de horizontalisten en de verticalisten.
De horizontalisten
zochten de verovering van meer ruimte op het horizontale vlak.
Ze waren weer verdeeld in een rechtervleugel, die vond dat je de ene
kant op moest,
en een linkervleugel, die vond dat je de andere kant op moest.
De verticalisten zochten de oplossing in het verticale vlak. Ook hier
waren er twee vleugels.
De ene vleugel vond, dat het streven naar meer ruimte omhoog gericht
moest zijn om te kijken of er een grens was aan het eindeloze groen,
dat in brede banen over hen heen huifde.
De andere vleugel bepleitte een benadering naar beneden, om de harde
en vochtige donkerte onder hen te doorboren, te verkennen en te veroveren.
De partijen
gingen fel tegen elkaar te keer.
Ook binnen de partijen werd er heftig gediscussieerd, gestreden en gemanipuleerd.
Een uitzichtloze impasse dreigde. De tijd drong. De nood was hoog gestegen.
De diverse fracties reisden naar het midden van de sterk gekrompen Graspol
voor een laatste overleg. Heetgebakerde maar tevens wanhopige Impen
stonden tegenover elkaar, klaar om een uitzichtloze burgeroorlog te
beginnen, toen Pri On om het woord vroeg. Hij had een compromis.
Vier legers zouden worden uitgezonden, het lot zou de volgorde bepalen
van de richting, die de legers zou gaan.
Alle Impen gingen hiermee akkoord en verbaasden zich erover, dat ze
hier niet eerder waren opgekomen.
Het lot werd geworpen over de volgorde van uitzending en daar kwam uit:
eerst een leger omhoog, dan één naar de andere kant, dan
één omlaag, en tenslotte één naar de ene
kant.
Ieder van de etappes zou zeven jaar mogen duren (dat is overigens in
mensentijd ongeveer zeven minuten) en dan zou via de speciale Imp-lijn
bericht gestuurd moeten worden aan Pri On.
Het eerste
leger trok onder leiding van verticalist Tada naar boven, langs de eindeloze
groenheid van Graspol omhoog.
Tegen het eind van het zevende jaar bereikten ze de top van wat voor
ons grashalmen zijn. Tada berichtte aan Pri On en zijn mede-Impen (getransponeerd):
de ruimte blijkt zich na het groen voort te zetten. Hij blijkt blauw
te zijn. Wij hebben deze ruimte ten behoeve van ons volk en zijn werk
in beslag genomen. Wij zijn helemaal overweldigd door de onmetelijkheid
van het blauw zicht. Met hart en ziel groeten wij etc.
De ontdekking
en verovering van de blauwe ruimte betekende een enorme opluchting voor
de Impen. Het voortbrengen van Zijn won weer aan hoeveelheid en kwaliteit.
Ze hervatten hun aeonische zangen.
Toen vertrok
het leger onder commando van de horizontalistische tweeling Chasda en
Din naar de andere kant. Uit hun eindverslag aan Pri On na zeven jaarminuten
blijkt dat ze een barre tocht hebben gemaakt.
Je moet bedenken, dat iedere zandkorrel voor het ruimteleger van de
minuscule Impen een berg was en iedere kiezel een continent.
Maar tenslotte waren ze aangeland in een rode wereld met gigantische
hellingen.
Uit de beschrijving die ze geven maak ik op dat dit voor onze blik een
klaproos was.
Ook deze fase van de expedities betekende weer een enorme verbreding
van de straal van de Ilpenwereld en een toeneming van de beschikbare
ruimte.
De vertraging van het dwaze dansen werd ongedaan gemaakt, het gewone
tempo weer ingesteld.
Daarna
was het de beurt aan de tocht naar omlaag.
Dit was de taak van een leger onder commando van de moedige verticalist
Dos Yé. Boeiend was het te vernemen hoe ze met een borende volharding
de duistere en vochtige diepte ingingen. Fascinerend de beschrijving
in het eindrapport de worsteling met wat niets anders dan een aardworm
geweest moet zijn.
En daarna de indrukwekkende en serene stilte van het aardedonker.
Met deze nieuwste diep ingrijpende ruimteaanwinst kon de voortbrenging
van Zijn worden opgevoerd naar een ongekend niveau.
Tenslotte
trok het leger naar de ene kant erop uit, wederom onder leiding van
Din en Chasda.
Hun verslag vermeldt eerst een nauwelijks overleefde watervloed en dan
de gewaagde overgang van een enorme rivier (in onze ogen moet dat een
miniem stroompje na een regenbui zijn geweest). Daarna volgde een jarenlange
tocht steil omhoog. Het verslag besluit met een juichende beschrijving
van de aankomst in een stralend gele wereld. Ik heb het heilige vermoeden
dat het hier een zonnebloem betrof.
Hiermee
was de cirkel van de veroveringstochten rond en het doel bereikt: de
vergroting van de Impische ruimte en het eind van verdorring en benauwenis.
Het laatste
dat ik doorkreeg was de extatische beschrijving door Chasda en Din aan
Pri On van het ver zicht dat zij vanaf die veronderstelde zonnebloem
hadden en hoe zij Graspol in al zijn eindigheid en begrensdheid ver
beneden hen zagen liggen.
Toen werd mijn verbinding met hen en hun wereld verbroken.
Wel merkte
ik hoe een merkwaardig zuigkracht even langs mijn slapen gleed.
Ik heb sterk de indruk dat het wonderlijke verschijnsel dat ik eerder
beschreef zich nu aan de Impenwereld voltrok en dat alle Impen zich
tot één gestalte zich verenigden. Even moeten zij zich
met die gestalte zichtbaar of voelbaar in onze wereld gemanifesteerd
hebben: een kabouter of een engel; ik hoop een engel of wat hetzelfde
is: een daad van liefde, een diep geniaal inzicht of een sprong naar
verzoening.
080706 ©Rob Cassuto