C A S B O E K

home schrijfsels sprooksels dichtsels links contact


SPROOKSELS

het prijslijsten-
schandaal

goraliet

crisis bij de Impen

een dag uit het leven van Jonas Posso


Joodse verhalen: De bruid in haar graf
Het lied van de jongen

De acht zonen en de dochter van de koning
Sluwe Todie en Lyzer de vrek

Het verhaal van Ester
De Ba'al Shem Tov en de kolenbrander
De paardenluisteraar
Hoger dan de hemel
Adam, waar ben je
De opvolger
De schat van Rabbi Eisik

DE PAARDENLUISTERAAR

DE PAARDENLUISTERAAR
Hoe Rabbi Israël door zijn begrip van de taal der dieren een gekwelde ziel verloste.

Vaak placht Rabbi Israël op zijn tochten naar verre dorpen de nacht door te brengen in het huis van de herbergier, wiens kind hij had gered van het boze oog van de Poolse landedelman.

Meestal reisde Rabbi Israël in zijn eigen kleine wagen; maar af en toe reed ij mee met de diligence. De koetsier heette Chaim en Chaim hield wel van een slok.

Vlak voor de herberg lag een erg steile heuvel. Als een wagen die heuvel op moest zweetten de paarden en de koetsiers vloekten en klapten met hun zwepen, en vaak moesten de passagiers uitstappen om de paarden te helpen hun last de heuvel op te sjorren. Maar Chaim was met geen enkele andere koetsier op de weg te vergelijken. Chaim liet zijn paarden in één ruk de heuvel opdraven.

Alleen, vóór hij deze prestatie leverde had Chaim een slok nodig. Iedere keer als hij bij de heuvel aankwam stopte hij zijn paarden,haalde een fles uit zijn zak en nam een stevige teug. Dan zei hij tegen de mensen in zijn wagen, “Neem er ook eentje!”, en hij bood hen de fles aan. En Rabbi Israël dronk dan met hem mee, want wanneer mannen samen drinken zijn ze vriendelijk voor elkaar en hun blijdschap is pure eredienst.

Wanneer de paarden op de top van de heuvel kwamen, had Chaim nog een slok nodig en daarvoor ging hij de herberg binnen.
Chaim zat dus iedere dag in de herberg te drinken en iedere dag was hij de herbergier meer geld schuldig.
“Eens zal ik je betalen!” zwoer hij, “zelfs al zal ik mijn ziel ervoor moeten verpanden!”
“We leven maar één keer!”zei Chaim altijd. “Op het leven!” En wie kon dat niet met hem eens zijn?”

Op een keer gebeurde het dat Chaim in zijn opgetogenheid van zijn wagen viel, zijn nek brak en stierf. Alle Joden in die streek waren verdrietig want op de weg was er nooit zo'n goeie koetsier geweest als Chaim. Maar de herbergier was het verdrietigst van allemaal, want Chaim was hem een hele hoop geld schuldig.

Een paar jaar later kwam Rabbi Israël die kant uit en hield halt bij zijn oude vriend de herbergier. Rabbi Israël kwam in zijn eigen wagen en verzorgde, zoals zijn gewoonte was, zelf zijn paard. 's-avonds ging hij naar buiten naar de stal om zijn paard te voeren en toen hij in de schuur was keek hij om zich heen om te zien hoeveel beesten meer of minder dan het vorig jaar de herbergier in zijn schuur had. Enhij zag dat het de herbergier goed ging. Hij bekeek het ene paard na het andere, klopte op hun flanken en wreef ze op met zijn handpalmen. Daar hij de taal van vogels en viervoeters verstond praatte hij nog een poosje met ze.

Terwijl hij de stallen doorging zag hij een klein paard dat naar hem toe wilde komen. Hij rukte aan zijn hoofdstel en schudde zijn hoofd op en neer. Hij riep als het ware de rabbi.

Rabbi Israël liep naar hem toe en ging met zijn hand langs de neus van het paard. Toen luisterde hij naar het paard. Daarna ging hij weg en haalde haver uit zijn eigen zak en gaf het aan het paard. En hij haalde een emmer vers water voor het dier. Hij ging weer naar de herberg maar kwam snel terug in de schuur en goot een scheutje whisky uit een fles in de emmer van het paard.
Toen de Rabbi terug was in de herberg zij hij tegen de baas,
“Weet je wat, verkoop mij dat kleine paardje dat je in de schuur hebt, dat dier dat kleiner is dan alle anderen.”
De herbergier anrwoordde,
“Meester, u weet dat ik graag alles wat ik bezit zou aan u zou geven.. Neem een van de andere [aarden. Neem twee van de andere paarden. Het zijn mooie paarden en meer waard dan dat kleintje.”
“Maar het is juist dat kleine paard dat ik graag wil hebben,” zei de Baal Shem Tov, “Ik vind hem heel aardig. Zeg me, waarom geef je me liever twee betere paarden dan dat je deze zou verkopen?”
“'t Is vanwege de heuvel,”zei de herbergier. “Je kent die steile heuvel daar, voor het huis. Hij is het enige paard, dat een wagen helemaal op z'n eentje de heuvel op kan trekken. Als hij bij die heuvel komt trekt hij als drie paarden in plaats van een.

Rabbi Israël lachte zachtjes. Hij zei er verder niets meer over.
Maar een uur later zei hij tegen de herbergier, “Zeg me, gaat het je hier goed?”
“Met Gods hulp, ja,” zei de man.
“Zijn veel mensen je geld schuldig?”
“Wel, af en toe zijn ze me geld schuldig. Als ze kunnen betalen, doen ze dat.”
“Laat me de papieren zien die jij hebt van de mensen die een schuld aan je hebben,” zei de Baal ShemTov.
De herbergier begreep niet wat hij met die zaken wilde; maar hij ging de papieren toch halen.
De Baal Shem Tov bekeek het ene papier na het andere.
Ten slotte zei hij, “Wil één van die schulden aan mij overdoen?”
“Kies er maar eentje uit,” zei de baas.
Rabbi Israël pakte een van de papieren uit de bundel en gaf de rest terug aan de waard. De waard keek naar de naam op het papier dat de Rabbi had gekozen en barstte in lachen uit.
“Wat wil je hier nou mee!” zei hij. “Zie je niet dat dit gaat over de schuld van Chaim de koetsier? Hij is al drie jaar dood, Rabbi! Van hem krijg je geen cent meer!”
“Toch wil ik dat je deze schuld aan mij overdoet,” zei de Rabbi.
De herbergier overhandigde hem het blaadje papier. De Baal Shem Tov nam het, scheurde het in stukjes en wierp die in het vuur.
“Ga naar het kleine paard in de stal kijken,” zei de Baal Shem Tov tegen de herbergier.
De man krabde zich op het hoofd, hij begreep niet wat er aan de hand was. Maar hij pakte een lantaarn en ging naar de stal en zocht naar zijn paardje, dat beest dat wagens de heuvel optrok als drie paarden bij elkaar.

Het paard lag dood op de grond.

Rabbi Israël zei tegen de herbergier: “Weet je nog, hoe Chaim zwoer dat hij jou zijn schuld zou betalen? Toen hij gestorven was kon zijn ziel de hemel niet binnen totdat hij zijn schuld had betaald. Daarom ging zijn ziel in het paard en om zijn schuld te vereffenen werkte hij als drie paarden bij elkaar. Deze avond smeekte hij mij hem te helpen. Hij sprak met mij en ik zag dat het tijd was voor zijn ziel om verlost te worden.”

De herbergier verwonderde zich meer dan ooit over de wijsheid van Rabbi Israël.