C A S B O E K

home schrijfsels sprooksels dichtsels links contact


SPROOKSELS

het prijslijsten-
schandaal

goraliet

crisis bij de Impen

een dag uit het leven van Jonas Posso


Joodse verhalen: De bruid in haar graf
Het lied van de jongen

De acht zonen en de dochter van de koning
Sluwe Todie en Lyzer de vrek

Het verhaal van Ester
De Ba'al Shem Tov en de kolenbrander
De paardenluisteraar
Hoger dan de hemel
Adam, waar ben je
De opvolger
De schat van Rabbi Eisik

DE BA'AL SHEM TOV EN DE KOLENBRANDER

De Ba'al Shem Tov en de kolenbrander , een verhaal verteld door Rabbi Zalman Schachter, zoals weergegeven door Rabbi David Cooper in: ‘God is a verb; Kaballah and the practice of mystical judaism' (Riverhead books, 1997), vertaald door Rob Cassuto

(...) “De Baal Shem Tov was pas vijf jaar oud, toen zijn vader, Eliezer dodelijk ziek werd . Op de laatste dag van zijn leven sprak de vader de jonge Israel toe en zei: " Mijn zoon , vergeet niet dat de Vijand altijd bij je zal zijn, maar wat er ook gebeurt de ziel in jou is puur en heel. De vijand kan hem niet binnenkomen of hem besmeuren ; je ziel behoort aan God. Wees voor niemand bang en wees niet bang voor de Vijand, want God is altijd bij je ' . Toen gaf Eliezer , de vader van de Baal Shem Tov , de geest.
Israël's moeder was spoedig na zijn geboorte en besnijdenis overleden . Nu Israel wees was geworden, voedden de dorpelingen hem op. Een echte scholier was hij niet en hij staarde steeds maar uit het raam van de klas. Eigenlijk was hij niet eens vaak in de klas, want hij zwierf altijd door de bossen, at wortelen en bessen en zong mee met de vogels.
Zijn leven buitenshuis was zijn belangrijkste onderwijs. Hij volgde mieren , sliep op het mos , sprak met dieren , en de meeste tijd was hij stilletjes aan het te luisteren. Hij luisterde naar de wind , het kraken van takken , het geknisper van de bladeren . In die stilte hoorde hij dingen die anderen alleen maar konden fantaseren : hoe spinnen weven , hoe kevers ademen, hoe planten groeien. Zo leerde hij de taal van de natuur .

Toen Israël tien jaar oud was, werd hij de helper van de schoolmeester in het dorp Horodenka . Het was zijn taak om de jongere kinderen elke ochtend naar school en 's-middags weer terug naar huis te brengen. Hij deed het fantastisch met de jongere kinderen , en al spoedig gingen ze stralen. Vaak kwamen de kinderen te laat aan op school of kwamen ze te laat thuis , maar de ouders vonden het niet erg omdat de kinderen zo vrolijk leken ;. hun wangen waren roze van het lachen , want ze waren constant aan het zingen . De volwassenen waren blij dat hun kinderen zo gelukkig waren .
Alleen de kinderen wisten dat Israël hen van en naar school bracht langs een omweg. In plaats van over de weg , zoals de meeste mensen zouden hebben gedaan , liepen ze dwars door de velden en door het bos . Zij riepen naar de grondeekhoorns en ze floten met de vogels. Maar meestal zongen ze liedjes voor Eeuwige die Israël hen leerde.
De kinderen liepen door het bos met de jonge Israël, de zoon van Eliezer, en zongen prachtige wijsjes. En zoals het ons ook zou gebeuren, werden de kinderen tot opperste vreugde gebracht!

Opperste vreugde, inderdaad. Hun liedjes waren zo vervuld met pure liefde dat ze door de barrières braken die de hemelse sferen bewaken. Spoedig vervulden deze liedjes de paleizen van het Goddelijke, en een gerucht begon de ronde te doen, dat de messiaanse tijd was gekomen. Toen Satan, de Vijand, dit gerucht hoorde, verscheen hij direct in de hemelse hoven, en met een woede die een grote donderslag veroorzaakte, riep hij uit, ‘Er is ergens een bemoeial aan het werk en die moet gestopt worden'
De profeet Elia, wiens taak het was om de komst van het messiaanse tijdperk aan te kondigen, kwam naar voren en zei:"Het zijn maar kinderen.” Maar eigenlijk was Elia zelf onzeker. Zo dichtbij was de wereld nog nooit gekomen. Misschien was de pure vreugde van de kinderen werkelijk een voorteken van de komst van het Messiaanse tijdperk.
Satan wierp een boze blik naar Elia en eiste van God met een bulderende stem, 'Laat me deze kinderen uitdagen!'
God zei rustig, 'Ga je gang.' *)

Satan kwam dus op aarde en begon zijn zoektocht naar iets of iemand die zijn werk kon doen. Zoals iedereen weet, kan de vijand aanzetten tot dingen, maar de werkelijke daden moeten worden uitgevoerd door levende wezens.
Satan ging de hele insectenwereld af, op zoek naar het insect, dat zijn gif zou brengen in de bloedbaan van de jongen genaamd Israël. Geen enkel insect stemde toe. Hij ging alle dieren af en keek of er een dier was die Israël wilde aanvallen. Maar de jongen kende de taal van de natuur, en alle dieren weigerden. Er was geen enkel levend wezen te vinden, dat wilde samenwerken met de vijand om de jongen kwaad te doen.

Eindelijk vond Satan een oude man die leefde als een kolenbrander. Hij was een van een zeer zeldzame soort, want hij was geboren zonder ziel. Zijn lichaam functioneerde als een normaal lichaam. Maar gevoelens waren absoluut afwezig. Hij kon goed en kwaad niet onderscheiden. Hij kon niet met mensen verkeren.

Toen hij werd geboren had zijn moeder hem dan ook in het bos achtergelaten, want instinctief wist ze dat hij meer dier was dan mens. Hij werd verzorgd door een berin en leerde om te overleven door het eten van mieren en larven.
Maar behoorlijk intelligent was hij wel en hij bespioneerde mensen die kampeerden in de bossen. Zo leerde hij dingen over vuur, en met die wetenschap leerde hij hoe houtskool te maken. Hij was meermalen gesignaleerd, maar hij zag er zo eng uit en maakte zulke vreemde geluiden, dat de mensen contact vermeden. Toch hadden ze medelijden met hem. Mensen die houtskool wilden, namen wat ze nodig hadden en in ruil lieten ze eten en drinken achter. Hij verstopte zich altijd, wanneer mensen langskwamen om zijn zwartgeblakerd hout mee te nemen. Op die manier hoefde de kolenbrander zijn hele leven lang dan ook geen mens tegen te komen.
Dit was het perfecte schepsel voor het doel van de Vijand, eentje die geen nee kon zeggen tegen zijn boze plannen. Al eerder had Satan een demonische macht gestuurd om zich te manifesteren door middel van het lichaam van de kolenbrander. Op vollemaansnachten groeide er een pels op de beklagenswaardige bruut. Dan ging hij op vier poten staan en huilde naar de maan. Mensen spraken over een vreemde weerwolf die in de bossen leefde, maar ze hadden nooit de moed gehad om op zoek te gaan naar de waarheid.
Dit maal had Satan echter een veel verraderlijker plan dan eenvoudigweg een weerwolf los te laten. Toen hij de kolenbrander slapend aantrof, greep hij in zijn lichaam en nam zijn hart weg. Toen pakte de satan een stuk van zijn eigen hart, het hart van het kwaad, de kern van de donkerste leegte, en plaatste dit zwarte hart in de lege borstkas van zijn schepsel.

De volgende ochtend leidde Israël de zingende kinderen over de velden in de richting van de rij bomen die het bos markeerde. Toen ze bij de bomen waren, stapte plotseling een reusachtig, duister wezen uit het donkere woud, grauwend, grommend, spugend. Zijn ogen glansden rood, uit zijn neusgaten schoten pluimen van oranje mist, die kringelden in de vroege ochtendlucht. Staande op zijn achterpoten was het wezen zo groot als een boom, twintig voet lang. Toen het zijn harige armen spreidde, kon het wel een span paarden omvatten. . Maar het meest angstaanjagende was het gejammer; het wezen huilde en jankte en gilde.
De kinderen vielen ofwel stante pede flauw of renden voor hun leven. Ze verstrooiden zich in alle richtingen, behalve degenen die op een hoop achter de jonge Israël lagen. Israël was de enige die stand hield, oog in oog met dit monster, en hij bewoog geen spier. Na een tijdje trok de immense weerwolf zich terug in het bos, en de rust was weergekeerd.
Iedere keer dat Israël een van zijn pupillen weer tot leven bracht, schreeuwde het kind bij het ontwaken en rende rechtstreeks terug naar huis. Weldra stond Israël helemaal alleen aan de rand van het bos.
De ouders van het dorp waren boos op Israël omdat hij de kinderen door het bos had geleid. Iedereen wist dat er een weerwolf woonde, al dachten de ouders dat de kinderen zijn omvang overdreven. Toch was het dom geweest om ze in het bosgebied te brengen. Weinig beseften ze, dat de kinderen helemaal niet overdreven.
Israël vertelde de volwassenen dat er niets was om zich zorgen over te maken. In feite was niemand gewond geraakt. De kinderen waren bang geweest, dat was alles. Hij verzekerde hen dat ze de volgende dag over hun angst heen zouden raken, en dat zou een goede zaak zijn.
Na een tijdje stemden de ouders met Israël in en zeiden hem dat hij de kinderen de volgende dag kon begeleiden.

De volgende ochtend kropen de kinderen samen toen ze bij de bomen kwamen die het begin van het bos markeerden. En ja hoor, op dezelfde plaats als de vorige dag dook het afzichtelijke beest weer op, brullend en jankend aan de rand van de rij bomen. Israël waarschuwde de kinderen om zich stil te houden of om te gaan liggen en als ze wilden hun gezichten te bedekken. Hij zou het schepsel aanpakken"
[ Verteller Reb Zalman werd nu heel stil. Zijn ogen waren gesloten, en heen en weer wiegen werd subtieler dan voorheen. Het leek alsof hij zelf vóór dit schepsel stond. Wij waren de kinderen, hij was de krijger tegenover het onbekende. We wachtten. Niemand verroerde zich. Langzaam begon hij opnieuw.]
“ Israël liep alleen naar voren en plaatste zich direct tussen de weerwolf en de kinderen. Naarmate hij dichterbij het beest kwam, doemde het groter en groter op, totdat het als een zwarte wolk hem omhulde. Bang was hij zeker, maar de woorden van zijn stervende vader bleven zich herhalen in zijn geest: 'Wees niet bang voor de vijand, want God is altijd bij je' Hij bleef lopen. De weerwolf verroerde zich niet. Dichter en dichterbij. Hij liep tot hij bij hem was. Toen kwam de donkere wolk neer, en Israël bevond zichzelf midden in de demon. In de duistere schaduwen zag hij zijn gladde, zwarte hart, het hart van de duisternis. Hij strekte zijn hand uit, nam het in zijn handen, en stapte achteruit. En buiten het lichaam van het schepsel was hij weer.
Het hart kronkelde en klopte in zijn handen. Het was glibberig en weerzinwekkend, maar Israël hield het vast in de greep. Op dat moment had de jonge Israël het in zijn macht om het hart van het kwaad te kunnen vernietigen. Als hij dat zou doen, zou de wereld nooit meer hetzelfde zijn.
Maar hij zag een druppel bloed langs de ene kant van het hart druppelen, en zijn ziel werd in zijn diepste diepten geraakt . Hij kon zien dat dit hart gefolterd werd;. het was in doodsangst Ook dit hart leed onder de immense pijn van de scheiding, net zoals iedereen in de wereld. Want zelfs het hart van het kwaad heeft in zich een vonk van het Goddelijke, en ook dat hart verlangt om te worden teruggestuurd naar zijn bron.
Zo opende zich wijd het mededogen van jonge Israël en zijn enige keuze was om het hart te verlossen. Hij zette het neer op de aarde. Op dat moment spleet de aarde open en slikte het hart zijn diepte in.

De volgende dag vonden de dorpelingen het lichaam van de kolenbrander. Er wordt gezegd dat hij een rustige blik op zijn gekwelde gezicht had. Er wordt ook gezegd dat de kinderen nooit meer zo gelukkig waren, want het hart van de duisternis bleef zijn werk doen. De vrees die het had achtergelaten was nu in de kinderen en beïnvloedden hun daden, gevoelens en gedachten. Eigenlijk waren nu meer als hun ouders en niet meer de onschuldige kinderen die zij vroeger waren.”

Rabbi Zalman zei: “Vrienden, het lijkt eerst een treurig verhaal – zou het misschien beter zijn geweest als Israël het hart had vernietigd – toch is het is een verhaal van groot optimisme . Want het leert ons een grote les . De les is dat zelfs het hart van Satan een goddelijke vonk bevat , zelfs het hart van het kwaad verlangt om verlost te worden .
Dit is belangrijk , omdat we weten dat het onze taak niet is een slagveld te formeren om het kwaad uit te roeien , maar om naar haar vonk van heiligheid te zoeken. Het is o nze taak niet te vernietigen maar om te bouwen, niet te haten , maar naar een plaats te zoeken waar het mogelijk is om mee te geven , niet te polariseren , maar om punten van gemeenschappelijkheid te ontdekken , zodat we samen kunnen werken. Leer deze les , lieve vrienden, het zal u goed van pas komen " .

RC 100110

De legende bevat een aantal essentiële noties:
de vonk van de Universele Schepper is overal, zelfs in het kwaad
zoek die vonk in alles
onvermijdelijk beleeft iedereen als kind ooit een keer het kwaad en behoudt de sporen daarvan in zijn hart
loop niet weg voor het kwaad, zie het in de ogen
oefen compassie voor alles

*) De Bijbel in de joodse versie spreekt niet van de Duivel in christelijke zin als een (bijna) gelijkwaardige tegenstander van God, maar van de Satan die handelt als een procureur in het hof van God. Echter, de Satan heeft geen macht uit zichzelf, hij moet toestemming krijgen van God om alles te doen . ( http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/19118-joodse-visie-de-satan-bestaat-wel-de-duivel-niet.html )