page
2
Zo zijn de
zestigjarigen
Als een roos in de
laatheid van zijn bloei diepdonkerrood op weg naar
zwart de randen zwemend naar het bruin van
overgave
Als een vaas met oude
wijn op de top van zijn adel eigenlijk er
overheen de informatie van zijn noblesse al
verwaterend
Zo zijn de
zestigjarigen
(2001)
|
Such
are the sexagenarians
Like a rose
in the lateness of its bloom deepdark red on its way to
black the edges inclining to the brown of surrender
Like a vase of old wine on the height of its delicacy
rather past it diluting already the information of its
noblesse
Such are the sexagenarians
|
twee liefdesgedichten
Besta je echt? Ongerust spoor ik je sporen
op: de stof die je vingers dwongen tot jas, de
krullen die je pende tot letters, scherven chemisch papier
die eens je beeld hebben ontvangen. Wankele
bewijzen tot nader order.
Gesteld dat je bestaat, Dan weegt nu je
zwaarte op Afrikaanse grond. Miljoenen leven tussen ons in.
Onze onvertelde gebeurtenissen hopen zich op,
verdringen zich voor een plek in de beraamde bloemlezing.
Zal je hier ooit nog neerstrijken om mijn
ongeloof aan de kaak te stellen?
--------------------
Ik mis je maar je afwezigheid is een
belofte. Je laat een leegte maar ik ben toch vol.
De holte van je oksel, de boog van je
rug, de lenigheid van je lijn, de sprank van je
ogen hebben mij getekend.
De vogel in je keel, het plezier in je
stem, de puzzel in je voorhoofd, je fluister
van pijn hebben mij verhaald.
Je telt mijn dagen.
May 1981
|
two love poems
Do you really exist? Anxiously I detect
your traces: the fabric forced by your fingers unto a
coat, the twirls you penned unto characters,
pieces of chemical paper that once recieved your image.
Unstable proofs until further notice.
Suppose you exist, then your weight weighs
now on African ground. Millions are living between us.
Our untold adventures are accumulating, contesting for
a place in our devised anthology.
Will you ever alight in order to expose my
unbelief?
------------------
I miss you but your
absence is a promise. You leave a void but yet I am
full.
The cavity of your armpit, the curve of
your back, the lithe lines of your limbs, the
sparkle of your eyes have designed me.
The bird in your throat, the fun in your
voice, the puzzle on your front, the whisper of
your pain have recounted me.
You count my
days
|
het geerfde zand lopend in de
zandloper op mijn beroerde schoot
de prehistorisch ingekerfde graffitti op
mijn oude berlijnse klaagmuur
de flarden kinderkamerbehang die waaien
in de herfst van mijn geschiedenis:
het driftzaad, het lotzaad, het beeldzaad,
het taalzaad geschonken aan de akker van mijn lichaam
dat het borg en verzorgde tot bloemen van bitter besef
en dan dat het bloeien groter wordt dan de bloemen
zoals het besef groter dan zijn bitterheid en
uitzilvert naar een zelf dat sprakeloos en zonder strijd
omvat wat het wist en het omvatte dan wist.
1996
|
the inherited sand going in the
hourglass on my troubled lap
the prehistorically carved graffitti on my
ancient Berlin wailing wall
the shreds of nursery wall paper blowing
in the fall of my history:
the seed of
desire, the seed of fate, the seed of imagery, the seed of
language bestowed upon the acre of my body that
hid it and nursed it unto flowers of bitter knowing
then the blooming starts exceeding the flowers
just as the knowing exceeds its bitterness and silvers to
a self that speechless and without struggle
embraces the known and erases what it embraced.
|